About Intellectual Property IP Training Respect for IP IP Outreach IP for… IP and... IP in... Patent & Technology Information Trademark Information Industrial Design Information Geographical Indication Information Plant Variety Information (UPOV) IP Laws, Treaties & Judgements IP Resources IP Reports Patent Protection Trademark Protection Industrial Design Protection Geographical Indication Protection Plant Variety Protection (UPOV) IP Dispute Resolution IP Office Business Solutions Paying for IP Services Negotiation & Decision-Making Development Cooperation Innovation Support Public-Private Partnerships AI Tools & Services The Organization Working with WIPO Accountability Patents Trademarks Industrial Designs Geographical Indications Copyright Trade Secrets WIPO Academy Workshops & Seminars IP Enforcement WIPO ALERT Raising Awareness World IP Day WIPO Magazine Case Studies & Success Stories IP News WIPO Awards Business Universities Indigenous Peoples Judiciaries Genetic Resources, Traditional Knowledge and Traditional Cultural Expressions Economics Gender Equality Global Health Climate Change Competition Policy Sustainable Development Goals Frontier Technologies Mobile Applications Sports Tourism PATENTSCOPE Patent Analytics International Patent Classification ARDI – Research for Innovation ASPI – Specialized Patent Information Global Brand Database Madrid Monitor Article 6ter Express Database Nice Classification Vienna Classification Global Design Database International Designs Bulletin Hague Express Database Locarno Classification Lisbon Express Database Global Brand Database for GIs PLUTO Plant Variety Database GENIE Database WIPO-Administered Treaties WIPO Lex - IP Laws, Treaties & Judgments WIPO Standards IP Statistics WIPO Pearl (Terminology) WIPO Publications Country IP Profiles WIPO Knowledge Center WIPO Technology Trends Global Innovation Index World Intellectual Property Report PCT – The International Patent System ePCT Budapest – The International Microorganism Deposit System Madrid – The International Trademark System eMadrid Article 6ter (armorial bearings, flags, state emblems) Hague – The International Design System eHague Lisbon – The International System of Appellations of Origin and Geographical Indications eLisbon UPOV PRISMA UPOV e-PVP Administration UPOV e-PVP DUS Exchange Mediation Arbitration Expert Determination Domain Name Disputes Centralized Access to Search and Examination (CASE) Digital Access Service (DAS) WIPO Pay Current Account at WIPO WIPO Assemblies Standing Committees Calendar of Meetings WIPO Webcast WIPO Official Documents Development Agenda Technical Assistance IP Training Institutions COVID-19 Support National IP Strategies Policy & Legislative Advice Cooperation Hub Technology and Innovation Support Centers (TISC) Technology Transfer Inventor Assistance Program WIPO GREEN WIPO's Pat-INFORMED Accessible Books Consortium WIPO for Creators WIPO Translate Speech-to-Text Classification Assistant Member States Observers Director General Activities by Unit External Offices Job Vacancies Procurement Results & Budget Financial Reporting Oversight
Arabic English Spanish French Russian Chinese
Laws Treaties Judgments Browse By Jurisdiction

Belgium

BE168

Back

Koninklijk besluit van 12 mei 2015 ter uitvoering van de bepalingen betreffende het kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, 'Intellectuele eigendom' in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek (tekstbijwerking tot 26 juli 2016)

 Koninklijk besluit van 12 mei 2015 ter uitvoering van de bepalingen betreffende het kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, 'Intellectuele eigendom' in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek (tekstbijwerking tot 26 juli 2016)

12 MEI 2015. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de bepalingen betreffende het

kwekersrecht van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI,

"Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging

van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek

(en tekstbijwerking tot 26-07-2016)

Bron : ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND EN ENERGIE

Publicatie : 01-06-2015 nummer : 2015011211 bladzijde : 30697 BEELD

Dossiernummer : 2015-05-12/11

Inwerkingtreding : 01-07-2015

Inhoudstafel Tekst Begin

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 1-4

HOOFDSTUK 2. - Procedure voor de Dienst

Afdeling 1. - De aanvraag

Art. 5-8

Afdeling 2. - Onderzoek van de aanvraag

Art. 9-11

Afdeling 3. - Rasbenaming

Art. 12-13

Afdeling 4. - Technisch onderzoek en bezwaren

Art. 14-18

Afdeling 5. - Wijziging van de rasbenaming

Art. 19

Afdeling 6. - Bijhouden van het register en openbare inzage

Art. 20-25

Afdeling 7. - Vergoedingen en taksen

Art. 26-30

HOOFDSTUK 3. - Materieel recht

Afdeling 1. - Verval van het kwekersrecht

Art. 31

Afdeling 2. - Overdracht van eigendom

Art. 32

Afdeling 3. - Licenties

Art. 33-36

HOOFDSTUK 4. - Afwijking van het kwekersrecht

Art. 37-41

HOOFDSTUK 5. - De Raad voor het kwekersrecht en de Commissie voor de gedwongen

licenties

Afdeling 1. - De Raad voor het kwekersrecht

Art. 42-48

Afdeling 2. - De Commissie voor de gedwongen licenties

Art. 49

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 50-52

BIJLAGE.

Art. N

Tekst Inhoudstafel Begin

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° de Dienst : de Dienst voor de Intellectuele Eigendom bij de Federale Overheidsdienst

Economie;

2° de minister : de minister bevoegd voor intellectuele eigendom;

3° de Verdragsluitende partij : een Staat of een intergouvernementele organisatie die lid is van

de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten, hierna UPOV genoemd;

4° de dienst van een Verdragsluitende partij : de met de verlening van kwekersrechten belaste

dienst van die Verdragsluitende partij;

5° een genetisch gemodificeerd organisme : een organisme, met uitzondering van menselijke

wezens, waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door

voortplanting en/of door natuurlijke recombinatie niet mogelijk is.

Art. 2. De indiening van mededelingen bij de Dienst in het kader van de wet en haar

uitvoeringsbesluiten, gebeurt schriftelijk.

Art. 3. § 1. Eenieder mag een volmacht indienen die een gemachtigde toelaat één of meer

handelingen te stellen voor de Dienst met betrekking tot één of meerdere kwekersrechtzaken

die hem betreffen.

De volmacht wordt in origineel bij de Dienst neergelegd.

De aanduiding van een groep van gemachtigden wordt geacht een

vertegenwoordigingsvolmacht toe te kennen aan elke gemachtigde die kan aantonen dat hij zijn

activiteiten uitoefent binnen deze groep.

Elke aanduiding van een gemachtigde moet aan de Dienst worden meegedeeld. Deze

mededeling vermeldt de naam en het adres van de gemachtigde en van de aanvrager die hem

aanduidt.

§ 2. Wanneer niet aan de bepalingen van paragraaf 1 is voldaan, wordt de mededeling geacht

niet te zijn ontvangen.

§ 3. Wanneer de volmacht van een gemachtigde afloopt, behoudt hij zijn hoedanigheid van

gemachtigde, totdat aan de Dienst wordt meegedeeld dat zijn volmacht is beëindigd.

Behoudens strijdige bepalingen in de volmacht, eindigt deze echter ten aanzien van de Dienst

bij het overlijden van de volmachtgever.

§ 4. Wanneer er meerdere partijen in de procedure zijn die gezamenlijk optreden, wordt, indien

zij geen aanduiding van een gemachtigde aan de Dienst hebben meegedeeld, de partij die in de

aanvraag van een kwekersrecht of in een door de minister te verlenen licentie tot exploitatie of

in een bezwaarschrift als eerste wordt genoemd, geacht als gemachtigde van de andere partij

of partijen in de procedure te zijn aangesteld.

Art. 4. § 1. Wanneer de aanduiding van een gemachtigde aan de Dienst wordt meegedeeld,

moet de ondertekende volmacht die hiertoe vereist is, worden ingediend binnen een termijn van

twee maanden vanaf de mededeling van de aanduiding. Op een met redenen omkleed verzoek,

kan de Dienst één enkele verlenging van twee maanden toestaan. Wanneer de volmacht niet

tijdig wordt ingediend, worden de door de gemachtigde verrichte handelingen geacht zich niet te

hebben voorgedaan.

§ 2. De volmacht kan voor één of meer procedures worden verstrekt en moet in een

overeenstemmend aantal exemplaren worden ingediend.

Er kan ook een algemene volmacht worden verstrekt die de gemachtigde toelaat om de

volmachtgever in alle procedures die hem aanbelangen, te vertegenwoordigen. De aangestelde

gemachtigde moet voor elke procedure binnen twee maanden een afschrift van deze algemene

volmacht voorleggen.

§ 3. De Dienst kan bepalen welke gegevens de volmacht, met inbegrip van de in paragraaf 2

bedoelde algemene volmacht, moet bevatten en stelt daarvoor kosteloos formulieren van deze

volmacht ter beschikking van de belanghebbenden.

HOOFDSTUK 2. - Procedure voor de Dienst

Afdeling 1. - De aanvraag

Art. 5. § 1. De aanvraag voor een kwekersrecht wordt ingediend bij de Dienst.

Voor het neerleggen van een aanvraag voor een kwekersrecht stelt de Dienst kosteloos een

aanvraagformulier en een technische vragenlijst waarvan hij het model vaststelt, ter

beschikking.

§ 2. De neerlegging geschiedt hetzij door de aanvrager, hetzij door een gemachtigde die

woonachtig is op het grondgebied van de Europese Unie of er een werkelijke vestiging heeft.

De natuurlijke personen en de rechtspersonen die woonplaats noch werkelijke vestiging in een

lidstaat van de Europese Unie hebben, moeten, om voor de Dienst op te treden,

vertegenwoordigd worden door een gemachtigde die woonachtig is in een lidstaat van de

Europese Unie of er een werkelijke vestiging heeft, en door zijn tussenkomst optreden.

De indiening gebeurt hetzij in persoon, hetzij per post, hetzij per fax. In dit laatste geval dient

het originele exemplaar door de Dienst ontvangen te worden binnen de 14 dagen na de

ontvangst van de fax.

Art. 6. § 1. Wanneer de Dienst een aanvraag ontvangt, kent hij er een nummer aan toe. Hij

noteert dit nummer op de stukken die bij de aanvraag gevoegd zijn, alsook de datum van

ontvangst ervan door de Dienst.

§ 2. De Dienst levert een ontvangstbewijs af aan de aanvrager. Dit ontvangstbewijs vermeldt

minstens het door de Dienst toegekende dossiernummer, het aantal ontvangen stukken, de

datum van ontvangst door de Dienst en de datum van indiening in de zin van artikel XI.133 van

het Wetboek van economisch recht.

§ 3. Indien twee of meer per post verzonden aanvragen op hetzelfde ogenblik bij de Dienst

binnenkomen, worden zij geacht te zijn ontvangen in de volgorde waarin zij zijn afgestempeld.

Art. 7. Het voorstel voor een rasbenaming wordt ondertekend en wordt schriftelijk bij de Dienst

neergelegd. De Dienst stelt kosteloos een formulier voor het indienen van een voorstel voor een

rasbenaming ter beschikking.

Art. 8. De aanvrager kan, tot de verlening van het kwekerscertificaat, de verbetering van

materiële fouten in de neergelegde documenten vragen.

Het verzoek bevat de tekst van de voorgestelde verbetering. De verbetering wordt in het

register opgetekend.

Afdeling 2. - Onderzoek van de aanvraag

Art. 9. § 1. Indien de Dienst vaststelt dat de aanvraag niet aan de in het artikel XI.132, § 1, van

het Wetboek van economisch recht gestelde voorwaarden voldoet, deelt hij de vastgestelde

onregelmatigheden mee aan de aanvrager en wijst hij hem erop dat enkel de datum waarop

voldoende gegevens worden ontvangen om deze onregelmatigheden te verhelpen, als de

datum van indiening in de zin van artikel XI.133 van hetzelfde Wetboek zal worden beschouwd.

§ 2. Een aanvraag voldoet slechts aan het vereiste van artikel XI.132, § 1, 7°, van het Wetboek

van economisch recht, indien de datum en het land van een eerste afstand in de zin van artikel

XI.109, § 1, van hetzelfde Wetboek worden vermeld of, wanneer nog geen afstand heeft

plaatsgevonden, indien een verklaring in die zin in de aanvraag wordt opgenomen.

§ 3. Een aanvraag voldoet slechts aan het vereiste van artikel XI.132, § 1, 8°, van het Wetboek

van economisch recht, indien de datum en het land waar de eerdere aanvraag voor het

betrokken ras werd ingediend, in zoverre de aanvrager hiervan op de hoogte is, worden

vermeld, wanneer die eerdere aanvraag betrekking heeft op :

1° de verlening van een eigendomsrecht door een Verdragsluitende partij voor het ras, of

2° de officiële erkenning van het ras, door een Verdragsluitende partij, met het oog op

certificering en verhandeling, voor zover die erkenning een officiële beschrijving van het ras

omvat.

Art. 10. § 1. Wanneer de Dienst vaststelt dat de aanvraag niet voldoet aan de paragrafen 2, 3

en 4 of aan artikel 5, past hij de bepalingen van artikel 6 toe, maar nodigt hij tegelijk de

aanvrager uit om de vastgestelde onregelmatigheden te verhelpen binnen de termijn die hij

bepaalt. Deze termijn moet minstens één maand bedragen.

Wanneer deze onregelmatigheden niet binnen de vereiste termijn worden verholpen, wijst de

Dienst de aanvraag af overeenkomstig artikel XI.141, § 1, 1°, van het Wetboek van economisch

recht.

§ 2. De aanvraag bevat de volgende vermeldingen :

1° de nationaliteit van de aanvrager, indien hij een natuurlijke persoon is, zijn aanduiding als

partij in de procedure overeenkomstig artikel XI.129 van het Wetboek van economisch recht en,

indien hij niet de kweker is, de naam en het adres van de kweker;

2° de Latijnse naam van het geslacht, de soort of de ondersoort, waartoe het ras behoort, en

de gewone naam;

3° de eigenschappen van het ras waardoor dit, naar het oordeel van de aanvrager, duidelijk

van andere rassen te onderscheiden is; deze laatsten kunnen vermeld worden om te dienen als

referentierassen voor testdoeleinden;

4° de selectie, de instandhouding en de vermeerdering (vermenigvuldiging) van het ras; de

gegevens moeten in het bijzonder betrekking hebben op :

a) de eigenschappen, de benaming of, bij gebreke hiervan, de voorlopige aanduiding van het

ras, en de teelt van een of meer andere rassen waarvan het materiaal bij herhaling moet

worden gebruikt voor de voortbrenging van het betrokken ras, of

b) de genetisch gemodificeerde eigenschappen, wanneer het betrokken ras een genetisch

gemodificeerd organisme is;

5° het land, waar het ras is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld;

6° de datum en het land van de eerste afstand van componenten of oogstmateriaal van het

ras, voor het beoordelen van de nieuwheid van het ras overeenkomstig artikel XI.109 van het

Wetboek van economisch recht of, wanneer nog geen afstand heeft plaatsgevonden, een

verklaring in die zin;

7° de aanduiding van de instanties waarbij aanvragen als bedoeld in artikel 9, § 3, zijn

ingediend, en de dossiernummers van die aanvragen;

8° bestaande kwekersrechten of toegekende octrooien voor het betrokken ras op het

grondgebied van de UPOV.

§ 3. De Dienst kan verzoeken dat binnen de termijn die hij vaststelt, alle vereiste informatie en

documenten alsook, in voorkomend geval, voldoende tekeningen of foto's worden verstrekt om

de uitvoering van het technische onderzoek toe te laten.

§ 4. Wanneer het betrokken ras een genetisch gemodificeerd organisme is, kan de Dienst de

aanvrager verzoeken om hem een afschrift over te maken van de schriftelijke verklaring van de

bevoegde instanties waarin bevestigd wordt dat een technisch onderzoek van het ras in

kwestie, zoals voorzien in artikel XI.137 van het Wetboek van economisch recht, geen risico's

voor het milieu inhoudt, overeenkomstig de bepalingen van de vernoemde richtlijn.

Art. 11. Wanneer de aanvrager een beroep doet op een recht van voorrang overeenkomstig

artikel XI.134, § 2, van het Wetboek van economisch recht, welke niet de vroegste van de

overeenkomstig artikel 9, § 3, 1°, van dit besluit te vermelden aanvragen is, wijst de Dienst hem

erop dat enkel voor de vroegste van deze aanvragen een voorrangsdatum kan worden

toegekend.

Wanneer het ontvangstbewijs afgeleverd door de Dienst een datum van indiening vermeldt

van een aanvraag die niet de vroegste van de te vermelden aanvragen is, wordt de ter kennis

van de aanvrager gebrachte voorrangsdatum als nietig beschouwd.

Afdeling 3. - Rasbenaming

Art. 12. § 1. Wanneer geen voorstel voor een rasbenaming bij de aanvraag van een

kwekersrecht is gevoegd of wanneer de Dienst de voorgestelde rasbenaming niet kan

goedkeuren, stelt de Dienst de aanvrager hiervan in kennis, en verzoekt hij hem, naargelang

het geval, een voorstel voor een rasbenaming of een nieuw voorstel in te dienen, en wijst hij

hem op de gevolgen waaraan hij zich blootstelt indien hij niet voldoet aan dit vereiste.

Bij gebrek aan een voorstel van rasbenaming op het moment van de neerlegging van de

aanvraag, dient een vergoeding door de aanvrager aan de Dienst te worden betaald.

§ 2. Wanneer de Dienst, op het ogenblik waarop hij overeenkomstig artikel XI.138, § 1, van het

Wetboek van economisch recht het verslag van het technische onderzoek ontvangt, vaststelt

dat de aanvrager geen enkel voorstel voor een rasbenaming heeft ingediend, wijst hij de

aanvraag van een kwekersrecht af overeenkomstig artikel XI.141, § 1, 3°, van hetzelfde

Wetboek. De Dienst stelt de aanvrager hiervan in kennis.

Art. 13. § 1. Een rasbenaming is geschikt indien er geen beletsels zijn als bedoeld in

paragrafen 2 en 3.

§ 2. Er is een beletsel voor de vaststelling van een rasbenaming wanneer :

1° het gebruik ervan op het grondgebied van België inbreuk maakt op het oudere recht van

een derde;

2° ze in het algemeen voor de gebruikers ervan moeilijk als rasbenaming herkenbaar en

hanteerbaar is;

3° ze identiek is aan of kan worden verward met een rasbenaming waaronder in een

Verdragsluitende partij, een ander ras van dezelfde of van een nauw verwante soort bedoeld in

artikel XI.119, § 3, van het Wetboek van economisch recht op een officiële rassenlijst is

geplaatst of waaronder materiaal van een ander ras in de handel is gebracht, tenzij het andere

ras niet meer bestaat en de rasbenaming ervan geen bijzondere betekenis heeft verkregen;

4° ze identiek is aan of kan worden verward met andere benamingen die gewoonlijk bij het in

de handel brengen van goederen worden gebruikt of waarvan op grond van andere

rechtsvoorschriften het gebruik vrij is;

5° ze strijdig is met de openbare orde of met de goede zeden;

6° ze misleidend kan zijn of verwarring kan veroorzaken met betrekking tot de eigenschappen,

de waarde of de identiteit van het ras, of de identiteit van de kweker of enige andere partij in de

procedure.

§ 3. Voorts is er een beletsel wanneer een ras reeds is opgenomen;

1° in een Verdragsluitende partij

of

2° in een andere Staat waarvoor is vastgesteld dat de rassen er worden geëvalueerd

overeenkomstig voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die zijn vastgesteld in

de richtlijnen inzake de gemeenschappelijke rassenlijsten,

in een officieel rassenregister en wanneer materiaal ervan voor commerciële doeleinden in de

handel is gebracht, indien de voorgestelde rasbenaming afwijkt van de daar geregistreerde of

gebruikte rasbenaming, tenzij deze laatste het voorwerp is van een beletsel in de zin van

paragraaf 2.

§ 4. De soorten die als verwant worden beschouwd, bedoeld in artikel XI.119, § 3, van het

Wetboek van economisch recht, zijn die welke door het Communautair Bureau voor

plantenrassen (CPVO) als dusdanig gedefinieerd worden.

Afdeling 4. - Technisch onderzoek en bezwaren

Art. 14. De termijn om inzage te nemen van het dossier en opmerkingen in te dienen, bedoeld

in artikel XI.138, § 3, van het Wetboek van economisch recht, bedraagt twee maanden vanaf de

mededeling aan de aanvrager van het onderzoeksverslag en de bevindingen bedoeld in artikel

XI.138, § 2, van hetzelfde Wetboek.

Art. 15. § 1. De bezwaren bedoeld in artikel XI.139 van het Wetboek van economisch recht

bevatten volgende informatie :

1° de naam van de aanvrager en het dossiernummer toegekend aan de aanvraag waartegen

het bezwaar is gericht;

2° de aanduiding van degene die bezwaar maakt als partij in de procedure in de zin van artikel

XI.129, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek;

3° in voorkomend geval, de vermelding van de aanduiding van een gemachtigde;

4° een verklaring met een uiteenzetting van de motieven waarop het bezwaar gebaseerd is,

als bedoeld in artikel XI.139, § 3, van hetzelfde Wetboek, alsook van de feiten, bewijzen en

argumenten, die tot staving van het bezwaar worden aangevoerd.

§ 2. Wanneer met betrekking tot eenzelfde aanvraag voor een kwekersrecht verschillende

bezwaarschriften worden ingediend, kan de Dienst deze in één procedure behandelen.

Art. 16. Bezwaren kunnen worden gemaakt :

1° op elk moment vanaf de indiening van de aanvraag tot aan het moment waarop een

beslissing uit hoofde van artikel XI.141 van het Wetboek van economisch recht of XI.142 van

hetzelfde Wetboek genomen wordt, indien het een bezwaar op grond van artikel XI.139, § 3, 1°,

van hetzelfde Wetboek betreft;

2° binnen drie maanden na de publicatie van de voorgestelde rasbenaming overeenkomstig

artikel XI.154 van het Wetboek van economisch recht, indien het een bezwaar op grond van

artikel XI.139, § 3, 2°, van hetzelfde Wetboek betreft.

Art. 17. § 1. Indien de Dienst vaststelt dat het bezwaar niet voldoet aan de voorwaarden van

artikel XI.139, §§ 1 en 3, van het Wetboek van economisch recht of aan artikel 15, § 1, 4°, van

dit besluit, of dat het onvoldoende informatie bevat om te identificeren tegen welke aanvraag het

is gericht, verklaart hij dit bezwaar niet-ontvankelijk, tenzij deze gebreken binnen een termijn die

hij vaststelt worden verholpen.

§ 2. Indien de Dienst vaststelt dat het bezwaar niet voldoet aan de andere voorwaarden

bepaald door het Wetboek van economisch recht of door dit besluit, verklaart hij dit bezwaar

niet-ontvankelijk, tenzij deze gebreken vóór het verstrijken van de bezwaartermijnen vermeld in

artikel 16 worden verholpen.

Art. 18. Overeenkomstig artikel XI.140 van het Wetboek van economisch recht, wanneer een

bezwaar op grond van het feit dat niet aan het bepaalde in artikel XI.111 van het Wetboek van

economisch recht is voldaan, leidt tot intrekking of afwijzing van de aanvraag voor een

kwekersrecht, kan degene die bezwaar heeft gemaakt, indien hij binnen een maand na de

intrekking of binnen een maand nadat de beslissing tot afwijzing definitief is geworden, voor

hetzelfde ras een aanvraag heeft ingediend, eisen dat daarvoor de dag van indiening van de

ingetrokken of afgewezen aanvraag als datum van indiening van zijn aanvraag geldt.

Afdeling 5. - Wijziging van de rasbenaming

Art. 19. § 1. Wanneer, overeenkomstig artikel XI.147 van het Wetboek van economisch recht,

de rasbenaming dient te worden gewijzigd, deelt de Dienst de houder de redenen voor de

wijziging mee, stelt hij een termijn vast waarbinnen de houder een passend voorstel voor een

gewijzigde rasbenaming moet indienen, en wijst hij hem erop dat wanneer hij dit niet doet, de

Dienst het kwekersrecht bij toepassing van artikel XI.123, § 3, 3°, van hetzelfde Wetboek

vervallen kan verklaren.

§ 2. Wanneer de Dienst het voorstel voor een gewijzigde rasbenaming niet kan goedkeuren,

stelt hij de houder hiervan in kennis, stelt hij een nieuwe termijn vast waarbinnen een passend

voorstel moet worden ingediend, en wijst hij hem erop dat wanneer hij dit niet doet, de Dienst

het kwekersrecht overeenkomstig artikel XI.123, § 3, 3°, van het Wetboek van economisch

recht, vervallen kan verklaren.

Wanneer een nieuwe rasbenaming wordt voorgesteld, betaalt de aanvrager aan de Dienst een

vergoeding voor deze nieuwe aanvraag.

§ 3. De artikelen 15 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing op een bezwaar op grond van

artikel XI.147, § 3, van het Wetboek van economisch recht.

Afdeling 6. - Bijhouden van het register en openbare inzage

Art. 20. Op grond van artikel XI.152, § 4, van het Wetboek van economisch recht, worden

eveneens in het register vermeld :

1° de datum van bekendmaking van de aanvraag, wanneer deze bekendmaking in aanmerking

moet worden genomen voor de berekening van termijnen;

2° de bezwaren, met vermelding van de datum van indiening ervan, de naam en het adres van

degene die bezwaar maakt, en, in voorkomend geval, van zijn gemachtigde;

3° de gegevens inzake het recht van voorrang;

4° de vorderingen ingesteld op basis van de artikelen XI.159 en XI.161 van het Wetboek van

economisch recht, alsook de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen en de

beslissingen die op enige andere wijze een einde stellen aan deze vorderingen;

5° op verzoek, het stellen van een zakelijke zekerheid of een zakelijk recht met betrekking tot

een kwekersrechttitel;

6° het opheffen van de zakelijke zekerheid of het zakelijk recht als bedoeld in punt 5°.

Art. 21. Onverminderd andere bepalingen van de wet of dit besluit, kan elke belanghebbende

een verzoek tot inschrijving of doorhaling van een inschrijving in het register indienen. Het

verzoek wordt schriftelijk gedaan, onder bijvoeging van de nodige bewijsstukken.

Art. 22. § 1. Onverminderd artikel XI.153, § 4, van het Wetboek van economisch recht worden

de aanvragen om de stukken bedoeld in artikel XI.153, § 3, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek in

te kijken, schriftelijk aan de Dienst gericht.

§ 2. De Dienst levert, op verzoek, afschriften van deze stukken af.

§ 3. Op verzoek kan de inzage ook de vorm aannemen van een schriftelijke mededeling van

informatie uit de stukken in kwestie.

De Dienst kan de betrokken persoon uitnodigen om de integrale stukken persoonlijk in te

kijken als hij dat passend acht rekening houdend met de hoeveelheid te verstrekken informatie.

Art. 23. § 1. Een verzoek tot inzage van het technisch onderzoek als bedoeld in artikel XI.137

van het Wetboek van economisch recht wordt schriftelijk gedaan bij de dienst of de instelling die

het onderzoek verricht om toegang tot de proefvelden te kunnen verkrijgen. Deze dienst of

instelling brengt de Dienst hiervan op de hoogte en laat hem een verslag van inzage geworden.

§ 2. Onverminderd artikel XI.153, § 4, van het Wetboek van economisch recht, laten de

bepalingen van dit besluit de algemene toegang van het publiek tot de proefvelden onverlet,

voor zover alle rassen worden beschermd door middel van een code, de bevoegde dienst of

instelling die het onderzoek verricht passende, door de Dienst goedgekeurde, maatregelen treft

om diefstal van materiaal te voorkomen en alle nodige maatregelen ter bescherming van de

rechten van de aanvrager of de houder van het kwekersrecht worden genomen.

Art. 24. Met het oog op de bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die

wordt verschaft naar aanleiding van de inzage, kan de Dienst kosteloos formulieren ter

beschikking van de aanvrager van het kwekersrecht stellen, die hem toelaten de vertrouwelijke

behandeling te vragen van de gegevens betreffende de componenten bedoeld in artikel XI.153,

§ 4, van het Wetboek van economisch recht.

Art. 25. Overeenkomstig artikel XI.154 van het Wetboek van economisch recht, publiceert de

Dienst om de twee maanden een Bulletin der kweekproducten, hierna het Bulletin genoemd.

In het Bulletin worden ook de gegevens gepubliceerd die overeenkomstig artikel 20, 3°, 4°, en

5° in het register zijn ingeschreven.

Afdeling 7. - Vergoedingen en taksen

Art. 26. Het bedrag van de vergoedingen bedoeld in artikel XI.150 van het Wetboek van

economisch recht en het bedrag van de taksen en toeslagen bedoeld in artikel XI.151 van

hetzelfde Wetboek worden vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tabel.

Art. 27. § 1. Wanneer de Dienst voor het onderzoek van een ras of voor de controle op de

instandhouding van een ras een beroep doet op de dienst van een Verdragsluitende partij of op

een derde instelling, moet de aanvrager voor dit onderzoek het door deze dienst of deze

instelling aangerekende bedrag betalen.

§ 2. Wanneer de Dienst aan de dienst van een Verdragsluitende partij de resultaten vraagt van

een onderzoek van een ras uitgevoerd in deze Verdragsluitende partij en waarvoor de

aanvrager van het kwekersrecht de vereiste vergoedingen heeft betaald, moet de

laatstgenoemde de door de voornoemde dienst ingediende factuur voor de mededeling van de

resultaten van dat onderzoek betalen.

§ 3. De Dienst kan de aanvrager verplichten om rechtstreeks aan de dienst van de

Verdragsluitende partij of de betrokken derde instelling het door laatstgenoemden gevraagde

bedrag te betalen.

Art. 28. De vergoedingen, jaartaksen en toeslagen worden aan de Dienst betaald. Ze worden

vereffend via overschrijving op de bankrekening van de Dienst of, indien de Dienst het toestaat,

door middel van een elektronische betaling.

Art. 29. Elke betaling bevat de aanduiding van de naam van de persoon die ze verricht,

alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om het de Dienst mogelijk te maken gemakkelijk het

voorwerp van de betaling te identificeren.

Indien het voorwerp van de betaling niet gemakkelijk identificeerbaar is, verzoekt de Dienst de

persoon die de betaling verricht heeft dit voorwerp schriftelijk mede te delen binnen een termijn

van twee maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving. Indien hij ter gelegener tijd

aan dit verzoek geen gevolg geeft, wordt de betaling beschouwd niet verricht te zijn geweest. Zij

wordt terugbetaald.

Art. 30. § 1. Indien de vervaldag van een taks of van een bijkomende taks valt op een

zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerste

daaropvolgende werkdag.

§ 2. Een betalingstermijn wordt in beginsel slechts geacht te zijn geëerbiedigd indien het

geheel van het bedrag van de taks binnen de voorziene termijn werd betaald. Indien het geheel

van de taks niet werd betaald, wordt het reeds gestort bedrag na het verstrijken van de termijn

terugbetaald. Nochtans kan de Dienst, voor zover de lopende termijn dit toelaat, aan de

persoon die de betaling verricht heeft de mogelijkheid geven later de rest te storten.

HOOFDSTUK 3. - Materieel recht

Afdeling 1. - Verval van het kwekersrecht

Art. 31. § 1. In de gevallen bedoeld in artikel XI.123, § 3, van het Wetboek van economisch

recht, stelt de Dienst de houder in kennis van zijn voornemen om het kwekersrecht vervallen te

verklaren en biedt hem de mogelijkheid om zijn opmerkingen binnen een termijn van twee

maanden voor te leggen. De kennisgeving gebeurt met een aangetekende zending.

§ 2. Indien de houder geen gevolg geeft aan de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving, of

indien zijn opmerkingen ongegrond worden geacht, spreekt de Dienst het verval van het

kwekersrecht uit.

§ 3. De beslissing waarbij de Dienst het kwekersrecht vervallen verklaart, wordt met een

aangetekende zending meegedeeld aan de houder.

Afdeling 2. - Overdracht van eigendom

Art. 32. § 1. Bij de mededeling van de overdracht van een kwekersrecht of van een aanvraag

voor een kwekersrecht, bedoeld in artikel XI.124, § 4, van het Wetboek van economisch recht,

wordt gevoegd :

1° hetzij een afschrift van de akte van overdracht of van het officiële document waaruit de

overgang van rechten blijkt,

2° hetzij een uittreksel van die akte of dat document waaruit de overgang genoegzaam blijkt,

3° hetzij een attest van overdracht ondertekend door de partijen.

De mededeling bevat :

1° de namen, voornamen en volledige adressen van de partijen;

2° de datum van indiening van de aanvraag voor een kwekersrecht, de rasbenaming, het

nummer en de datum van verlening van het kwekersrechtcertificaat of van de aanvraag voor

een kwekersrecht.

De mededeling geeft ook aan of de overdracht al dan niet een situatie van mede-eigendom

doet ontstaan.

§ 2. De mededelingen worden ingeschreven in het register in chronologische volgorde van de

ontvangst ervan.

Afdeling 3. - Licenties

Art. 33. Elke melding van een contractuele licentie bedoeld in artikel XI.125, § 3, van het

Wetboek van economisch recht gebeurt via de verzending naar de Dienst van een door de

partijen ondertekend attest.

Het attest bevat :

1° de namen, voornamen en volledige adressen van de partijen;

2° de datum van indiening van de aanvraag voor een kwekersrecht, de rasbenaming, het

nummer en de datum van verlening van het kwekersrecht of van de aanvraag voor een

kwekersrecht;

3° een vermelding of de licentie een exclusieve of niet-exclusieve licentie is;

4° de datum van inwerkingtreding van de licentie, de duur ervan, en het grondgebied waarop

de licentie van toepassing is.

Art. 34. § 1. Elk verzoek om een gedwongen licentie overeenkomstig artikel XI.126, § 1, 1° en

2°, van het Wetboek van economisch recht bevat de volgende informatie :

1° de aanduiding van de verzoeker en van de houder van het betrokken ras die zich verzet

tegen de toekenning van een licentie, als partijen in de procedure;

2° de rasbenaming en de plantensoort waartoe het ras of de betrokken rassen behoren;

3° een voorstel inzake de aard van de handelingen waarop de gedwongen licentie betrekking

moet hebben;

4° een verklaring betreffende het openbaar belang waarop het verzoek berust, met inbegrip

van een omstandige uiteenzetting van de feiten, bewijzen en argumenten, die tot staving van

het ingeroepen openbaar belang worden aangevoerd;

5° een voorstel voor een passende vergoeding en de berekeningsgrondslag die gebruikt wordt

om deze te bepalen.

§ 2. Elk verzoek om een gedwongen licentie overeenkomstig artikel XI.126, § 1, 3°, van het

Wetboek van economisch recht, bevat de volgende informatie :

1° de aanduiding van de verzoeker die houder van een octrooirecht is en van de houder van

het betrokken ras die zich verzet tegen de toekenning van een licentie, als partijen in de

procedure;

2° de rasbenaming en de plantensoort waartoe het ras of de betrokken rassen behoren;

3° een voor eensluidend verklaard afschrift van het octrooi waarin het octrooinummer en de

conclusie van het octrooi betreffende een biotechnologische uitvinding, alsook de naam van de

octrooiverlenende instantie worden vermeld;

4° een voorstel inzake de aard van de handelingen waarop de gedwongen licentie betrekking

heeft;

5° een voorstel voor een passende vergoeding en de berekeningsgrondslag die gebruikt wordt

om deze te bepalen;

6° een verklaring die uiteenzet waarom de biotechnologische uitvinding in kwestie een

belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten

opzichte van het beschermde ras, en een omstandige uiteenzetting van de feiten, bewijzen en

argumenten ter ondersteuning van de aanspraak;

7° een voorstel voor het territoriale toepassingsgebied van de licentie, dat het territoriale

toepassingsgebied van het in 3° bedoelde octrooi niet mag overschrijden.

§ 3. Het verzoek om een in artikel XI.126, § 1, 4°, van het Wetboek van economisch recht

bedoelde wederkerige licentie, bevat de volgende informatie :

1° de aanduiding van de verzoeker die houder van een octrooirecht is en van de houder van

het betrokken ras die zich verzet tegen de toekenning van een licentie, als partijen in de

procedure;

2° de rasbenaming en de plantensoort waartoe het ras of de betrokken rassen behoren;

3° een voor eensluidend verklaard afschrift van het octrooi waarin het octrooinummer en de

conclusie van het octrooi betreffende een biotechnologische uitvinding, alsook de naam van de

octrooiverlenende instantie worden vermeld;

4° een officieel document waarin wordt verklaard dat een gedwongen licentie voor een

geoctrooieerde biotechnologische uitvinding aan de houder van het betrokken kwekersrecht is

verleend;

5° een voorstel inzake de aard van de handelingen waarop de wederkerige licentie betrekking

heeft;

6° een voorstel voor een passende vergoeding en de berekeningsgrondslag die gebruikt wordt

om deze te bepalen;

7° een voorstel voor het territoriale toepassingsgebied van de wederkerige licentie, dat het

territoriale toepassingsgebied van het in 3° bedoelde octrooi niet mag overschrijden.

§ 4. Bij een verzoek om een gedwongen licentie worden de stukken gevoegd waaruit blijkt dat

de verzoeker de houder van het kwekersrecht vruchteloos om een contractuele licentie heeft

verzocht.

§ 5. Om een contractuele licentie wordt geacht vruchteloos te zijn verzocht in de zin van

paragraaf 4, wanneer :

1° de houder niet binnen een redelijke tijd een definitief antwoord heeft gegeven aan de

persoon die om een licentie verzoekt, of

2° de houder heeft geweigerd een contractuele licentie te verlenen aan de belanghebbende, of

3° de houder de belanghebbende een licentie heeft aangeboden, maar hetzij de voorwaarden

van het aanbod, in het bijzonder die betreffende de te betalen vergoeding, hetzij de

voorwaarden van het aanbod in hun geheel kennelijk onredelijk waren.

Art. 35. § 1. De beslissing betreffende het verzoek om een gedwongen licentie wordt door de

minister ondertekend en bevat de volgende informatie :

1° een verklaring dat de beslissing door de minister is genomen;

2° de datum van de beslissing;

3° de naam van de partijen in de procedure en van hun eventuele gemachtigden;

4° de verwijzing naar het advies van de Commissie voor de gedwongen licenties bedoeld in

artikel XI.126, § 3, van het Wetboek van economisch recht;

5° een lijst van de vragen waarover voornoemde Commissie zich moest uitspreken;

6° een samenvatting van de feiten;

7° de gronden van de beslissing;

8° het beschikkend gedeelte van de beslissing waarin, in voorkomend geval, wordt

gepreciseerd op welke handelingen de gedwongen licentie betrekking heeft, welke voorwaarden

eraan zijn verbonden en aan welke categorie van personen zij wordt verleend, hierin begrepen,

indien nodig, de bijzondere voorwaarden waaraan die categorie van personen moet voldoen.

§ 2. De minister betekent zijn beslissing aan de belanghebbenden via een aangetekende

zending.

Art. 36. § 1. De beslissing om een gedwongen licentie overeenkomstig artikel XI.126, § 1, 1°

en 2°, van het Wetboek van economisch recht te verlenen, bevat een uiteenzetting van het

openbaar belang in kwestie.

De volgende motieven kunnen met name een openbaar belang uitmaken :

1° de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;

2° de noodzaak om de markt te voorzien van materiaal met bepaalde eigenschappen;

3° de noodzaak om het kweken van verbeterde rassen te blijven aanmoedigen.

§ 2. De beslissing om een gedwongen licentie overeenkomstig artikel XI.126, § 1, 3° en 4°,

van het Wetboek van economisch recht, te verlenen, bevat een uiteenzetting van de redenen

waarom de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch

belang vertegenwoordigt.

De volgende elementen kunnen in het bijzonder worden aangehaald om te rechtvaardigen

waarom de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch

belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras :

1° verbetering van de teelttechnieken;

2° verbetering van het milieu;

3° verbetering van de technieken ter bevordering van de exploitatie van genetische

biodiversiteit;

4° verbetering van de kwaliteit;

5° verbetering van de opbrengst;

6° verbetering van de resistentie of tolerantie;

7° verbetering van het vermogen tot aanpassing aan bijzondere klimatologische en/of

milieuomstandigheden.

§ 3. De gedwongen licentie mag niet worden overgedragen, tenzij zij tezamen met het deel

van een onderneming dat van deze licentie gebruik maakt, of, in het in artikel XI.126, § 1, 2°,

van het Wetboek van economisch recht bedoelde geval, tezamen met het houderschap van een

kwekersrecht op een hoofdzakelijk afgeleid ras wordt overgedragen.

HOOFDSTUK 4. - Afwijking van het kwekersrecht

Art. 37. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende landbouwvariëteiten :

1° Avena sativa - Haver;

2° Hordeum vulgare L. - Gerst;

3° Triticum spelta L. - Spelt;

4° Solanum tuberosum - Aardappelen.

§ 2. De minister kan deze lijst echter wijzigen, na raadpleging van de Raad voor het

kwekersrecht, en op voorwaarde dat de rechtmatige belangen van de kwekers niet worden

geschonden. Hierbij kan de minister onder meer rekening houden met volgende criteria :

1° de variëteiten waarop de afwijking bedoeld in artikel XI.115, § 1 van het Wetboek van

economisch recht van toepassing zou zijn;

2° de oppervlakte die door de landbouwer wordt gebruikt voor de betrokken teelt;

3° het aandeel of de hoeveelheid van het betrokken oogstproduct waarop de afwijking

betrekking zou hebben;

4° de waarde van de oogst.

De minister waakt erover dat in de lijst bedoeld in paragraaf 1, enkel de landbouwvariëteiten

worden opgenomen waarvan de landbouwers, in België, gewoonlijk een deel of het geheel van

het oogstproduct bewaren voor reproductie of vermeerdering.

Art. 38. § 1. Voor de in artikel 37 bedoelde landbouwrassen worden landbouwers gemachtigd

de handelingen te verrichten bedoeld in artikel XI.115, § 1, van het Wetboek van economisch

recht, op hun eigen bedrijf, mits betaling van een billijke vergoeding aan de houder van het

kwekersrecht.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, hoeven kleine landbouwers deze vergoeding niet aan de

houder van het kwekersrecht te betalen.

Onder "kleine landbouwers" wordt verstaan de kleine landbouwers bedoeld in artikel 14, lid 3,

van de Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht en

in artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie houdende vaststelling,

overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad inzake het

communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste

van landbouwers.

Art. 39. § 1. De uit het bepaalde in artikel XI.115, § 1, van het Wetboek van economisch recht

voortvloeiende machtiging en verplichtingen van de landbouwer zijn niet vatbaar voor

overdracht aan anderen. In geval van overdracht van het bedrijf van de landbouwer behoren ze

evenwel tot de bevoegdheden en verplichtingen waarop deze overdracht betrekking heeft,

tenzij, wat de verplichting tot betaling van de in artikel 38, § 1, bedoelde billijke vergoeding

betreft, in de akte van overdracht van het bedrijf anders is bepaald. De overdracht van de

machtiging en verplichtingen vindt op hetzelfde ogenblik plaats als de overdracht van het bedrijf.

§ 2. Onder "eigen bedrijf" in de zin van artikel XI.115, § 1, van het Wetboek van economisch

recht wordt verstaan elk bedrijf of gedeelte van een bedrijf, dat de landbouwer daadwerkelijk

voor de teelt van gewassen exploiteert, hetzij als eigendom, hetzij anderszins in eigen naam en

voor eigen rekening, met name in het geval van een pachtovereenkomst. De vervreemding van

een bedrijf of gedeelte van een bedrijf met het oog op de exploitatie daarvan door derden wordt

als een overdracht in de zin van paragraaf 1 beschouwd.

§ 3. De persoon aan wie het bedrijf in eigendom toebehoort op het ogenblik waarop nakoming

van een verplichting wordt geëist, wordt geacht de landbouwer te zijn, tenzij hij bewijst dat een

andere persoon de landbouwer is die overeenkomstig het bepaalde in de paragrafen 1 en 2 de

verplichting moet nakomen.

Art. 40. § 1. Het bedrag van de in artikel 38, § 1 bedoelde billijke vergoeding is vastgesteld in

een overeenkomst gesloten tussen de landbouwer en de houder van het kwekersrecht binnen

twaalf maanden na het daadwerkelijke gebruik van het oogstproduct voor

vermeerderingsdoeleinden. Dit bedrag mag niet lager zijn dan 50% van de bedragen die

verschuldigd zijn voor het onder licentie produceren van teeltmateriaal van hetzelfde ras.

§ 2. Op straffe van nietigheid bepaalt de overeenkomst ook de toepassingsvoorwaarden van

de afwijking bepaald in artikel XI.115 van het Wetboek van economisch recht, met inbegrip van

de modaliteiten voor de vaststelling en voor de betaling van de vergoeding.

Art. 41. Niet-naleving van de toepassings-voorwaarden van de afwijking bedoeld in artikel

XI.115 van het Wetboek van economisch recht of het ontbreken van een overeenkomst conform

artikel 40 leidt tot het verlies van het voordeel van deze afwijking.

HOOFDSTUK 5. - De Raad voor het kwekersrecht en de Commissie voor de gedwongen

licenties

Afdeling 1. - De Raad voor het kwekersrecht

Art. 42. De Raad voor het kwekersrecht bedoeld in artikel XI.127 van het Wetboek van

economisch recht, hierna " de Raad " genoemd, legt aan de minister, op eigen initiatief na

overleg met de Dienst of op verzoek van de minister, adviezen voor, over vragen die verband

houden met de bescherming van kweekproducten.

Art. 43. § 1. De Raad omvat :

1° twaalf personen die in het bijzonder bevoegd zijn op het gebied van genetica, botanica of

plantenteelt, respectievelijk van landbouwgewassen, groenten en fruit, niet-eetbare

tuinbouwproducten en bosgewassen;

2° drie personen die in het bijzonder bevoegd zijn op het gebied van intellectuele eigendom.

§ 2. De Raad duidt zijn voorzitter en ondervoorzitter aan.

§ 3. De leden van de Raad worden benoemd voor een termijn van vijf jaar; hun mandaat is

hernieuwbaar.

Art. 44. § 1. De Raad kan het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan

een ad hoc werkgroep samengesteld uit leden van de Raad en uit personen vermeld in

paragraaf 2.

§ 2. Het staat de Raad vrij om externe deskundigen of elke andere persoon wiens

medewerking nuttig is voor zijn werkzaamheden, op te roepen. De aanduiding van deze

deskundigen of andere personen moet het voorwerp van een consensus binnen de Raad zijn.

§ 3. Het secretariaat van de Raad wordt verzorgd door de Dienst.

Art. 45. De adviezen van de Raad worden bij consensus aangenomen. Bij gebrek aan

consensus herneemt het advies de verschillende standpunten.

De Raad beslist over de publiciteit die aan zijn adviezen moet worden gegeven.

Art. 46. De vergaderingen van de Raad zijn niet openbaar.

De leden van de Raad, de deskundigen en elke andere genodigde zijn geheimhouding

verschuldigd voor alles wat hun opdracht aangaat. Ze mogen niet deelnemen aan de

bespreking van aangelegenheden waarin zij enig belang hebben.

De voorzitter kan een lid ter orde roepen of schorsen na het gehoord te hebben.

Art. 47. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de minister

wordt voorgelegd.

Art. 48. Het mandaat van de leden van de Raad, van de deskundigen en van de personen

bedoeld in artikel 44, § 2, is onbezoldigd. Desalniettemin ontvangen zij, indien hun woonplaats

en hun hoofdactiviteit zich buiten Brussel-Hoofdstad bevinden, de terugbetaling van de

reiskosten die zij hebben gedragen om zich van hun woonplaats naar de plaats van de

vergadering te begeven, ook als zij hun persoonlijk voertuig gebruikt hebben.

De terugbetaling van de reiskosten gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het

koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

Afdeling 2. - De Commissie voor de gedwongen licenties

Art. 49. De modaliteiten van werking en organisatie van de Commissie voor de gedwongen

licenties, bedoeld in artikel XI.128, § 1, negende lid, van het Wetboek van economisch recht,

zijn dezelfde als die waarin de reglementering betreffende de uitvindingsoctrooien voorziet.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 50. Worden opgeheven op 1 juli 2015 :

1° de wet van 20 mei 1975 tot bescherming van kweekproducten, gewijzigd bij de wetten van

17 maart 1993, 9 mei 2007 en 10 mei 2007;

2° de wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten;

3° het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten, laatst gewijzigd

bij het koninklijk besluit van 15 maart 2005;

4° het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bepaling van de rechten te betalen inzake de

bescherming van kweekproducten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;

5° het koninklijk besluit van 1 oktober 1993 tot aanwijzing van de plantensoorten van dewelke

een kwekerscertificaat kan worden verleend en tot bepaling van de duur van de bescherming

voor die soorten.

Art. 51. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015.

Art. 52. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.

Art. N. Vergoedingen, taksen en toeslagen verschuldigd met betrekking tot kwekersrecht

Klassen Te innen vergoedingen, taksen en toeslagen Bedrag in euro

Om het bedrag van de vergoedingen te bepalen, worden de plantensoorten in

drie klassen ingedeeld.

Klasse A : tarwe, gerst, haver, aardappel, suikerbiet;

Klasse B : rogge, spelt, maïs, grassen, voedergewassen, oliehoudende planten

en vezelgewassen, roos, anjer, chrysant, tulp, fresia, azalea, rododendron,

begonia, sla, tomaat, witloof, erwt, boon, wortel, schorseneer, bloemkool, ajuin,

prei, selder;

Klasse C : landbouwgewassen, uitgezonderd die vermeld onder klassen A en

B, tuinbouwgewassen en sierplanten uitgezonderd die vermeld onder klasse B,

fruitbomen en fruitheesters, aardbeienplant, sier- en bosbomen, sierheesters.

A B C

I De neerlegging en de behandeling der aanvraag :

150 150 150 a) Voor de neerlegging en inschrijving van de aanvraag

50 50 50 b) Voor het beroep op het recht van voorrang

50 50 50 c) Indien geen rasbenaming wordt voorgesteld bij de neerlegging van de

aanvraag, maar wel afzonderlijk

50 50 50 d) Bij het voorstellen van een nieuwe benaming

e) Voor het rasonderzoek (*)

445 345 250 Voor de eerste onderzoeksperiode

295 225 150 Voor de tweede en elke volgende onderzoeksperiode

295 225 150 Voor de controle op de instandhouding van het ras

II Het behoud van de geldigheid van het kwekersrecht :

a) Jaarlijkse rechten :

75 75 75 Eerste jaar

150 125 100 Tweede jaar

225 175 125 Derde jaar

295 225 150 Vierde jaar

370 275 175 Vijfde tot vijfentwintigste jaar

20

%

20

%

20

%

b) Bijkomend recht in geval van betaling van achterstallig jaarlijks recht (in %

van het betrokken jaarlijks recht)

III Bij aflevering en inschrijving in rassenregister van :

62 62 62 a) Licenties, per neerlegging

62 62 62 b) Dwanglicenties

62 62 62 IV Bij inschrijving van een overdracht van kwekersrecht in het rassenregister

V Bij aflevering van :

37 37 37 a) Afschrift van inschrijving in het rassenregister

37 37 37 b) Afschrift van de aanvraag voor een kwekersrecht

37 37 37 c) Getuigschrift dat er geen inschrijving bestaat

62 62 62 VI Bij alle andere inschrijvingen of schrappingen in het register der aanvragen

of in het rassenregister, per vermelding

350 350 350 VII Herstel in de rechten wanneer een termijn voor een handeling in een

procedure voor de Dienst niet in acht genomen werd

(*) Indien, voor het onderzoek naar de onderscheidbaarheid, de homogeniteit

en de bestendigheid, beroep wordt gedaan op een buitenlandse dienst, is het

bedrag verschuldigd dat door deze dienst wordt gefactureerd.

[1 (**) De bescherming tussen het vijfentwintigste en het dertigste jaar is enkel

van toepassing voor de rassen van wijnstokken, bomen en aardappelen,

overeenkomstig artikel XI.120 van het Wetboek van economisch recht.]1

(1)<KB 2016-07-10/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 26-07-2016>

Handtekening Tekst Inhoudstafel Begin

Gegeven te Brussel, 12 mei 2015.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Economie,

K. PEETERS

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, de artikelen XI.104 tot XI.162, ingevoegd bij de

wet van 19 april 2014;

Gelet op de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom"

in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek

XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, artikel 32, § 2, tweede lid;

Gelet op de wet van 20 mei 1975 tot bescherming van kweekproducten;

Gelet op de wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 1977 tot bepaling van de rechten te betalen inzake

de bescherming van kweekproducten;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 oktober 1993 tot aanwijzing van de plantensoorten voor

dewelke een kwekerscertificaat kan worden verleend en tot bepaling van de duur van de

bescherming voor die soorten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 oktober 2014;

Gelet op advies 57.019/1 van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2015, met

toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State,

gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :